Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij verkoopt Uw volk [17]om geen waardij; en Gij [18]verhoogt hun prijs niet. 17. Hebr. om geen goed, of rijkdom; of voor hetgeen geen rijkdom is, geen goed verstrekt; dat is, als omniet; zij worden wel als een verkochte waar aan den vijand overgeleverd, maar zonder prijs. 18. Hebr. vermeerderd, vergroot, niet in hunne prijzen, of schattingen. De manier van spreken schijnt genomen te zijn van de gewoonte, die men houdt in verkopen, daar men gemeenlijk den geboden prijs verhoogt als de waar van enige waarde is. Maar de profeet wil zeggen dat Gods volk alzo verkocht wordt, alsof het de moeite niet waard ware meer te eisen of te doen bieden dan de koper ten eerste voorstelde; dat is te zeggen dat zij van zeer klein waarde geacht zijn, ja snoder dan gemene slaven, die men zo op het eerste bod nog niet verkoopt, welker prijs nog wel verhoogd wordt. Verg. Deut.28:68. Anders, Gij doet geen voordeel, of, Gij vermeerderd, [dat is, Gij verrijkt,] U niet van hun prijs, Gij bekomt geen voordeel, of gewin van hun prijs, omdat de vijand hen als voor niet wegneemt, dat het eigenlijk geen koop kan heten.